Franse en Duitse voedseltechneuten ontwikkelden omstreeks 1900 een methode om de houdbaarheid van meervoudig onverzadigde vetzuren (MOV’s) zoals we die vinden in soja-, vis-, zonnebloem- en maïsolie etc… te verlengen van enkele maanden (gekoeld) tot enkele jaren (ongekoeld) zodat ze konden gebruikt worden in de verwerking van koekjes etc… Ze wilden plantaardige olie ook doen lijken op de duurdere boter. Zij wilden van een vloeibare plantaardige olie een vaster en dus smeerbaar vet maken: margarine
Een tegenstander van de margarine uit die tijd sprak al van ‘plastic boter’ (Crisco vet van Procter & Gamble). Ze wilden de smelttemperatuur van plantaardige oliën verhogen zodat deze plantaardige vetten meer konden worden gebruikt in de verwerkingsindustrie van bijvoorbeeld koekjes en ijs. Hoe wordt die verkregen?
Om te beginnen vertrekt men meestal al van een van zijn belangrijke nutriënten beroofde geraffineerde olie. Vervolgens wordt die geraffineerde olie overmatig verhit tussen 150 à 200 °C, wordt er nikkel (platina, aluminium of koper) als katalysator aan toegevoegd, en wordt ze geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd (gehard). Dat laatste betekent dat onder druk de ontbrekende waterstofatomen worden bijgevoegd en gebonden met de koolstoffen van de olie. Er ontstaan bij deze behandeling stabiele ‘transvetzuren’ met een structuur die in de natuur niet voorkomt en die in ons lichaam niet thuishoort. In de natuur komen dubbele bindingen voor in de ‘cis-structuur’, waarbij aan weerszijden van een dubbele binding de waterstofatomen aan dezelfde kant staan (als een ‘V). Helaas, onder druk en bij het gedeeltelijk harden van MOV’s, veranderen die cis-structuren in ‘trans-structuren’. De waterstofatomen staan nu aan de tegenovergestelde kant.
Als we deze margarines en andere gedeeltelijk geharde vetten gaan gebruiken, gaan deze misbaksels deel uitmaken van onze cellen en gaan ze onze cellulaire functies drastisch verstoren. (52) Ze ondermijnen in ons lichaam de integriteit van onze celmembranen. Ze veroveren plaatsen in de celmembranen waar eigenlijk gezonde vetten dienen aanwezig te zijn. Ze worden niet ‘herkend’ door ons lichaam en verstoren zowel de opname van voedingsstoffen als de afgifte van afvalstoffen door een verstoord celmembraan. Bovendien verstoren ze de normale omzettingen van essentiële vetzuren als linolzuur en alfa linoleenzuur en hebben ze een weerslag op de bloedviscositeit, het cholesterolgehalte en de vaatwanden.
Reeds in 1958 beweerde Ancel Keys dat het gedeeltelijk harden van vetten hartziekten veroorzaken, vanwege de transvetten die ze bevatten. J. Aron van de universiteit van San Francisco vergelijkt transvetten in ons lichaam met zand in een Zwitsers mechanisch uurwerk. Het uurwerk begint trager te lopen tot een overdaad aan zand het uurwerk doet vastlopen. (65) Met andere woorden: transvetten maken ons langzaam maar zeker ziek. Udo Erasmus stelt het duidelijk: ‘60g margarine of bakvetten zijn tweemaal zo giftig als al het andere eten dat we dagelijks consumeren’ (181).
Schoolgaande kinderen eten via hun tussendoortjes (zoals chips, koekjes en repen) massa’s transvetten. Deze zullen ondermeer hun seks- en voortplantingsprestaties ondermijnen en de kans dat ze later gezonde baby’s op de wereld zullen zetten, verminderen. Daarbij komt dat vaak 80% van wat kinderen consumeren al uit geraffineerde vetten (choco), geraffineerde koolhydraten (wit brood) en geraffineerde suikers (koekjes) bestaan. Transvetten zijn steeds aanwezig als op de verpakking staat: ‘geheel of gedeeltelijk geharde/gehydrogeneerde vetten’.
Transvetten moeten tot op heden niet vermeld worden op de verpakking in de meeste landen ter wereld. Maar er is een kentering. De Canadese overheid beschouwt ze als schadelijk; sinds de jaren ‘90 legt Nederland beperkingen op aan het gehalte ervan in margarine en sinds 2004 zijn ze beperkt verboden in Denemarken. Pas nadat een comité van wetenschappers stelde dat er geen veilig niveau van transvetten bestaat, nam na 100 jaar, Amerika flauwe maatregelen voor verplichte vermelding op etiketten vanaf 1.1.2006.
Bij herkauwende dieren zoals de koe, het schaap en de geit komen in zeer beperkte mate (2 tot 5%) natuurlijke transvetzuren voor. Als dieren transvetten binnen krijgen via de voeding, kan hun vet meer chemisch gevormde transvetten bevatten. De natuurlijke transvetten wijken meestal af van chemisch gevormde transvetzuren door hun gedrag en de plaats die de dubbele transbindingen innemen in de vetzuurketen. Bij herkauwers bevindt deze zich meestal op de 11de positie (trans-vacceenzuur). Bij gedeeltelijke geharde vetten meestal op de 9de, 10de of 12de positie. Mary Enig, transvet specialiste noemt deze laatste terecht ‘moleculaire misbaksels’. Net zoals bij groenten, fruit, granen, kruiden en noten is afwisseling van gezonde vetten en extra vierge olie verstandig.
Mondiaal gebeuren er met regelmaat ‘ongelukken’, die vaak desastreuze gevolgen hebben voor (de gezondheid van)…
Veel kraanwater bevat asbest, afkomstig uit waterleidingen, gemaakt van oersterk asbestcement (bekend onder de merknaam…
Van PFAS (poly- en perfluoroalkylstoffen) bestaan zo'n 6000 verschillende soorten, waaronder PFOA, PFOS, PTFE (Teflon) en GenX.…
Wereldwijd worden 800 miljoen kinderen, of één op de drie, getroffen door loodvergiftiging. In België…
Slechts enkele merken hebben geen microplastics in hun water Microplastics zijn inmiddels overal: ook in…
Ook in het drinkwater of kraantjeswater Ernstige milieuverontreiniging, met name van de bodem en het…